Een ontmoeting tussen het Engeland van Elizabeth I en de dhrupad-traditie aan het hof van mogol Akbar de Grote
- Uday Bhawalkar, dhrupad-zang
- Pratap Awad, pakhawaj
HATHOR CONSORT
- Anne Freitag, renaissance-traverso
- Liam Fennelly & Thomas Baeté, viola da gamba
- Romina Lischka, basgamba, dhrupad-zang & artistieke leiding
Dhrupad is een van de oudste en puurste genres binnen de Noord-Indiase klassieke muziek. De naam is afgeleid van ‘druva’ (poolster) en ‘pada’ (woord of poëzie) en betekent ‘het onbewogen woord’. Het ontstaan van deze traditie is terug te voeren tot het reciteren van Sanskrietteksten in hindoetempels, meer dan 2000 jaar geleden. In de 16e eeuw bereikte dhrupad de mogolhoven in Rajasthan, waar het genre een hoog aanzien verwierf en zich ontwikkelde tot een klassieke kunstvorm. Dhrupad kan op verschillende niveaus worden beschouwd als vorm van uitvoerende kunst, meditatie, goddelijke aanbidding, recitatie van mantra’s en klank-yoga. De fantasie was aan het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw onder Engelse componisten een geliefd genre van polyfone composities voor het consort, een instrumentaal of vocaal ensemble. Het ontstond uit de kunst van de improvisatie en de vorm ontsproot ‘uitsluitend aan de fantasie en de kunde van degene die haar schreef’ (Luis de Milan, 1535-6). Bij de eerste uitingen van fantasieën in een muzikale context lag de aandacht echter meer op de muzikaal gepresenteerde ‘idee’ dan op de compositievorm. Dhrupad Fantasia is de verbeelding van een wonderbaarlijke fantasie, een visionaire idee of illusie, een samenvoeging van op raga’s gebaseerde, modale improvisaties met de idee van polyfone instrumentale muziek, die beide hun oorsprong vinden in de hofmuziek van de 16de eeuw.
Morning, Afternoon, Evening & Night Raga / In Nomine, Browning, Ut re mi fa, Fantasia